COVID-19: De economie en werkgelegenheid stimuleren

IAO verwacht onzeker en ongelijk herstel na ongekende arbeidsmarktcrisis

De meest recente IAO-studie over de impact van COVID-19 op de arbeidsmarkt toont een enorm verlies van werktijd en van het inkomen uit arbeid. Het herstel in 2021 zal traag, ongelijk en onzeker zijn, tenzij vroege verbeteringen ondersteund worden door herstelmaatregelen die de mens centraal zetten.

Nieuwsbericht | 25 januari 2021
GENEVA/BRUSSEL (IAO Nieuws) – Er zijn voorzichtige tekenen van herstel op de mondiale arbeidsmarkten, na een ongekende verstoring in 2020 door de coronapandemie, blijkt uit een nieuw rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie.

De nieuwe jaarlijkse ramingen in de zevende editie van de ILO Monitor: COVID-19 and the world of work bevestigen de enorme impact die de arbeidsmarkten in 2020 hebben ondergaan. Uit de meest recente cijfers blijkt dat 8,8% van het aantal werkuren wereldwijd verloren is gegaan tijdens het afgelopen jaar (ten opzichte van het vierde kwartaal van 2019), wat neerkomt op 255 miljoen voltijdse banen. Dit is ongeveer vier keer meer dan het aantal werkuren dat verloren ging tijdens de wereldwijde financiële crisis van 2009.

In de EU-27 was er in 2020 een terugval van 8,3% van de werkuren, of het equivalent van 15 miljoen voltijdse banen. Het verlies aan werkuren was bijzonder hoog in Zuid-Europa (12,3%), met verliezen in Italië en Spanje van respectievelijk 13,5% en 13,2%. Van de Benelux-landen werd België het hardst getroffen met een daling van 7,3% van het aantal werkuren tijdens het afgelopen jaar (vergeleken met 4,3% in Nederland en 3,7% in Luxemburg).

Dit verlies aan werkuren is het gevolg van arbeidstijdverkorting voor werkenden, enerzijds, en een "ongekend" verlies van werkgelegenheid, anderzijds, dat 114 miljoen mensen treft. Veelbetekenend is dat 71% van dit banenverlies (81 miljoen mensen) de vorm aannam van inactiviteit in plaats van werkloosheid. Dit betekent dat mensen de arbeidsmarkt verlieten omdat zij niet in staat waren te werken, misschien als gevolg van pandemische beperkingen, of gewoon ophielden met het zoeken naar werk. Wanneer alleen naar de werkloosheid wordt gekeken, wordt het effect van COVID-19 op de arbeidsmarkt drastisch onderschat.

Deze massale verliezen hebben geleid tot een daling van het wereldwijde arbeidsinkomen met 8,3% (vóór de steunmaatregelen zijn meegerekend), wat overeenkomt met 3,7 biljoen dollar of 4,4% van het wereldwijde bruto binnenlands product (bbp).

Het verlies van werkgelegenheid was het grootst in Noord- en Zuid-Amerika en het kleinst in Europa en Centraal-Azië, waar de arbeidstijdverkorting op grote schaal werd ondersteund door regelingen voor het behoud van banen, vooral in Europa.

Impact voor groepen en sectoren

Vrouwen zijn meer getroffen dan mannen door de verstoringen van de arbeidsmarkt ten gevolge van de pandemie. Wereldwijd is de werkgelegenheid voor vrouwen met 5% gedaald, tegenover 3,9% voor mannen. Vrouwen liepen met name veel meer kans dan mannen om de arbeidsmarkt te verlaten en inactief te worden.

Ook jongere werknemers zijn bijzonder hard getroffen: velen hebben hun baan verloren, zijn gestopt met werken of hebben hun intrede op de arbeidsmarkt uitgesteld. Het verlies aan werkgelegenheid onder jongeren (15-24 jaar) bedroeg 8,7%, vergeleken met 3,7% voor volwassenen. Dit "wijst op het maar al te reële risico van een verloren generatie", stelt het rapport.

Het rapport toont dat de gevolgen voor de verschillende economische, geografische en arbeidsmarktsectoren ongelijk zijn. De auteurs zijn bezorgd over een "K-vormig herstel", waarbij de sectoren en de werknemers die het hardst zijn getroffen, in het herstel achterop kunnen raken, wat tot toenemende ongelijkheid kan leiden, tenzij er corrigerende maatregelen worden genomen.

De zwaarst getroffen sector is het hotelwezen en de horeca, waar de werkgelegenheid gemiddeld met meer dan 20% is gedaald, gevolgd door de detailhandel en de industrie. De werkgelegenheid in de sectoren informatie en communicatie, financiën en verzekeringen, is in het tweede en derde kwartaal van 2020 dan weer toegenomen.

Vooruit kijken

Hoewel er nog steeds grote onzekerheid heerst, blijkt uit de laatste prognoses voor 2021 dat de meeste landen in de tweede helft van dit jaar een relatief sterk herstel zullen kennen, wanneer de vaccinatieprogramma's effect beginnen te sorteren.

De monitor schetst drie scenario's voor het herstel: een basisscenario, een pessimistisch en een optimistisch scenario. In het basisscenario (dat gebaseerd is op de prognoses van het Internationaal Monetair Fonds van oktober 2020) wordt uitgegaan van een wereldwijd verlies van werktijd van 3% in 2021 (in vergelijking met het vierde kwartaal van 2019), wat overeenkomt met 90 miljoen voltijdse banen.

Het pessimistische scenario gaat uit van een trage vooruitgang, met name op het gebied van vaccinatie, en voorspelt een daling van het aantal werkuren met 4,6% in 2021, terwijl het optimistische scenario een daling van 1,3% voorspelt. Veel hangt af van de vraag of de pandemie onder controle zal zijn en of het vertrouwen van consumenten en bedrijven weer toeneemt.

In alle scenario's zouden Noord- en Zuid-Amerika, Europa en Centraal-Azië ongeveer twee keer zoveel arbeidstijd verliezen dan andere regio's.

Het rapport maakt een reeks beleidsaanbevelingen voor herstel:
  • Het macro-economisch beleid moet in 2021 en daarna accommoderend blijven, met waar mogelijk budgettaire stimulansen en maatregelen die inkomens ondersteunen en investeringen bevorderen.
  • Gerichte maatregelen zijn nodig om vrouwen, jongeren, laaggeschoolde en laagbetaalde werknemers, en andere zwaar getroffen groepen te bereiken.
  • Internationale steun voor landen met lage en middeninkomens - die minder financiële middelen hebben om vaccins uit te rollen en het herstel van de economie en de werkgelegenheid te bevorderen.
  • Concentratie van de steun aan de zwaarst getroffen sectoren en het scheppen van banen in snel groeiende sectoren.
  • Sociale dialoog om de herstelstrategieën uit te voeren die nodig zijn om meer inclusieve, eerlijke en duurzame economieën te creëren.
"De tekenen van herstel die we zien, zijn bemoedigend, maar ze zijn broos en hoogst onzeker, en we mogen niet vergeten dat geen enkel land of geen enkele groep kan het herstel alleen aan", zei Guy Ryder, directeur-generaal van de IAO.

"We staan op een tweesprong in de weg. De ene weg leidt tot een ongelijk herstel met toenemende ongelijkheid en instabiliteit, en het vooruitzicht op meer crises. De andere weg is gericht op een herstel waarin de mens centraal staat en dat moet leiden tot een betere toekomst, waarbij het accent ligt op werkgelegenheid, inkomen en sociale bescherming, de rechten van werknemers en sociale dialoog. Als we een blijvend, duurzaam en inclusief herstel willen, is dit de weg die de beleidsmakers moeten inslaan".